Toen ik - ondertussen heel wat - jaren geleden begon met een bescheiden mamablogje, was dat vooral om mijn – vaak onzekere - moederhart eens goed te luchten. Mijn spreekwoordelijke ei kunnen leggen. Me afreageren als het ware, maar dan op een blad papier. Als jonge mama ging dat – zoals zo vaak – over ploetermoederende toestanden. Van lekkende nachtpampers en de bevreesde twee-is-nee-fases tot de bags under my eyes die allesbehalve in de buurt kwamen van die van Prada (mijn god, wat was ik MOE!).
Niet dat mijn prille mama-bestaan zo’n nachtmerrie van
jewelste was, maar ik kan niet ontkennen dat dat blad papier en die pen me bij
momenten toch van enige vorm van waanzin gered hebben. Al was het maar om de dit-is-zo-herkenbaar-reacties van collega-mama's te lezen.
Het was dus een beetje als therapie. Net zoals in mijn
puberjaren, waarin ik dagboeken volpende met mijn grieven, van foute vriendjes en boze ouders tot een flinke portie onvervalst puberaal zelfmedelijden. Het
luchtte onwijs op! En het leek wel alsof ik ze daarna allemaal ‘weer op een rij
had’. Of toch voor even. :)
Enfin, van de ene blog kwam de andere, en van heel veel
blogjes kwam plots ook een nieuwe uitdaging. Schrijven voor de kost, zowaar!
Dankbaar! Maar ondertussen verdween dat therapeutische schrijven van mij steeds
meer naar de achtergrond. Alsof al mijn tekstuele inspiratie werd opgeslorpt
door mijn professionele schrijfsels. Logisch misschien.
En toch heb ik het niet echt gemist. Dat
therapeutische schrijven. Tot de laatste maanden. Er is al ontzettend veel inkt
gevloeid over de tijden waarin we vandaag leven. En ik heb lang getwijfeld of
ik er nog meer aan zou verspillen. Want ik moet toegeven dat ik, net als elk andere
ziel, moegetergd ben in dit hele verhaal. En ik wik en weeg hierbij mijn woorden, want er zijn
er die nog moegetergder zijn. En daarvoor alle respect verdienen.
Maar hoe je het ook draait of keert, we zijn in een zotte
wereld terechtgekomen. Een wereld waarvan ik een jaar geleden nooit had gedacht
dat we erin zouden terechtkomen.
Een jaar geleden genoot ik, zoals de meesten, van de
vertraging die ons te beurt viel. En het opnieuw naar waarde schatten van wat
er allemaal is, van de natuur die ons alle pracht liet zien tot het samenzijn
met onze geliefde bubbel… alles werd opnieuw en veel meer geapprecieerd. We
sportten meer, ontdekten nieuwe hobby’s … Het leek wel alsof de wereld en de
mens erin een tweede adem vond. En nog meer: de verbondenheid was voelbaar. Ondanks
niet-knuffelen, niet-zien, niet-voelen. Toch ging iedereen ervoor. Samen in
hetzelfde schuitje. We zouden hier uitgeraken. Samen. Binnenkort. Niet wetende
wat die ‘binnenkort’ dan juist was. Maar die binnenkort kwam maar niet.
Hoe en waar is dit zo
fout kunnen lopen? Dat er van die ‘SAMEN’ niet meer veel overblijft? Een goed jaar
later.
Op nog geen 18 maanden tijd gingen we van een voelbare
verbondenheid naar heel veel eenzaamheid. Verdeeldheid. Een samenleving
die geen samenleving meer is, maar een soort van donkere twilight zone waar
polarisatie heerst en men met getrokken messen tegenover elkaar staat. Zonder
enig respect voor elkaars mening of keuzes. Verwijten vliegen over en weer. En
dan zijn er nog de ‘hokjes’: de believers en de non-believers, de vaccinbereidwilligen
en de vaccinweigeraars/twijfelaars, de provaxxers en de antivaxxers , de volgzame schaapjes en de vervelende dwarsliggers … voor alles en iedereen is
er wel een term tegenwoordig. En in welk hokje je nu juist hoort, heb je zelf niet
eens meer te kiezen.
Want er wordt kwistig over dezelfde kam geschoren. Wie ook maar iets van dit afgelopen jaar in vraag stelt, wordt categoriek weggezet als een dolgedraaide complottheorist die in een dwangbuis afgevoerd dient te worden. De brandstapel staat nog net niet klaar.
Ik verbaas me keer op keer over die vergelijking, want sinds wanneer staat kritisch denken gelijk aan de meeste geschifte vormen van complotdenken? En wat gebeurde er met vrije meningsuiting? Baas zijn over je eigen lijf blijkt vandaag een topic met een reuzegroot taboe-gehalte. Maar de verwijten gaan evengoed ook in de omgekeerde richting. Nog nooit was de wereld zo duidelijk in twee kampen verdeeld. Wie het hier bij het rechte eind heeft, laat ik in het midden. Want ik vrees dat daar nooit een consensus over zal zijn.
Maar het resultaat is dat ik me behoorlijk verloren voel, ergens in dat midden.
Ik zoek richtingaanwijzers, maar ik vind er geen. En ik
zoek vooral naar die ‘samen’ in ‘samenleving’. Verbondenheid creëren, zelfs
over social distancing en andere maatregelen heen. Datgene wat we vorig jaar zo
goed konden. Maar we plots verleerd
lijken te zijn.
Where has
the love gone?